Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Saul: Ik heb gezondigd; keer weder, mijn zoon David, want ik zal u geen kwaad meer doen, [33]voor dat mijn ziel dezen dag dierbaar in uw ogen geweest is; zie, ik heb dwaselijk gedaan, en ik heb zeer grotelijks gedwaald. 33. Dat is, omdat gij mij hebt verschoond en mij mijn leven niet hebt genomen, daar gij het wel hadt kunnen doen.